Sinds mijn eerste bericht, begin januari van dit jaar, waren de momenten waarop ik aan mijn vader dacht vooral gericht op ’te weinig verdriet na zijn overlijden’. Het voelt oneerlijk naar hem dat ik nauwelijks verdrietig ben geweest. Eind juni, toen zijn eerste sterfdatum naderde, ervoer ik wel enkele verdrietige dagen. ‘Gelukkig’, dacht ik achteraf, anders zou dat bijzonder naar hebben gevoeld. Wat wel blijkt, vind ik, is dat het stukje “rouw” eigenlijk vooral om ‘mijzelf’ draait (‘wat voel ik wel, wat voel ik niet’); waar is papa in dit verhaal? Ik vertrouw er eigenlijk, merk ik, gewoon volledig op dat mijn vader in een andere hoedanigheid voortbestaat. Het is goed zo. Rouw om een “voltooid leven”, ook al gaat het om mijn eigen vader, dat lukt me nauwelijks.
Meer verdriet om huisdier
Globaal zie ik het zo; een leven begint, er is jeugd, er komen verschillende fases langs (tienertijd, twintigerschap, huwelijk, kinderen, kleinkinderen) en dan rond het leven zich vanzelf af ‘aan het einde’ door het sterfproces. Er is altijd een begin en een einde; de natuurlijke weg. Heeft iemand die weg geheel kunnen doorlopen, zonder al te veel kleerscheuren, dan is dat goed, dan is het verlopen zoals het betaamde. En dat is wat mijn vader is “overkomen” (buiten zijn laatste levensjaren). En zo kan het gebeuren dat je meer verdriet hebt om een huisdier wat te jong overlijdt, dan om je eigen vader (ouders, grootouders). Dit is een fenomeen wat vaker voorkomt, maar wat zeer onbehaaglijk aanvoelt (ik heb dit zelf meegemaakt).
In principe geloof ik er dan ook niet in, dat er wezenlijk meer verdriet is om een huisdier. Het voelt wellicht als “een groter, intenser” verdriet om een huisdier, maar dit blijft “appels en peren” vergelijken. Dit vergelijk is niet te maken vind ik. Bij huisdieren is er meer een (soort van ..) “ouder – kind” relatie (jij bent ‘de ouder, verzorger’ van het dier) en bij je ouders, of grootouders, liggen die rollen omgedraaid (even los van sowieso het ‘mens/ dier’ vergelijk wat niet echt te maken valt).
Schuldgevoelens
‘Goed’, kan ik denken, ‘wat er niet is ‘is er niet’ (verdriet)’ – maar ik kan bijna niet naar de foto van m’n vader kijken, zonder me schuldig te voelen. Maar aan de andere kant zijn dit klaarblijkelijk óók menselijke emoties (het ontbreken daaraan). Het ‘schuldig voelen’ is eigenlijk het nauwste verbonden aan de weinige tijd die ik écht voor hem vrijmaakte. Ik heb een gezin, druk werk en ben ’s avonds (te vaak) uitgeblust. Mijn ouders zijn hierbij het ondergeschoven kindje.
Ook mijn moeder, nu inmiddels 80+ (en enkele maanden na het overlijden van mijn vader -na jaren mantelzorgster te zijn geweest van mijn vader- kreeg zijzelf een hartinfarct), kan niet rekenen op mijn full support. Dit heeft allemaal dan wel grondige redenen, maar het neemt niet weg dat het ook ‘nalatig’ op zijn minst voelt, of het meest pijnlijkste: niet betrokken genoeg.
Er moet brood op de plank; als ZZP’er zul je aan de slag moeten blijven om voor basis-inkomsten te zorgen. Is er dus een keuze uit een werkdag, of naar je ouders gaan, dan kies je noodgedwongen voor het eerste. Ook al ligt je vader in een hospice en arriveer je 5 minuten voordat hij sterft. Tijd, het gebrek aan tijd in combinatie met vermoeidheid, zorgde voor een egocentrische keuze in mijn geval. Nog steeds kan ik dit goed van mijzelf begrijpen, maar wat kopen mijn ouders daarvoor? Ik bezocht mijn vader 2 maal per week circa 45 minuten. Dat is weinig. Dat zijn flitsbezoekjes in een overvol bestaan. Het is een keuze die je zelf maakt.