Persoonlijk dagboek, rouwverwerking

In 2010 werd mijn vader ziek. Ik kende hem niet anders als een energieke, dorpse man, die veel fietste, tijd in zijn volkstuin doorbracht, mijn moeder ondersteunde en … als iemand die praktisch nooit “een kwaad woord” over een ander sprak. Hij had een gruwelijke hekel aan roddelaars. Kwaadsprekers. Ergerde zich mateloos aan Paul -disrespectvol- de Leeuw. De TV moest op een andere zender gezet worden zodra Paul in beeld kwam. Een misselijke kwal, dat vond hij het.

Mijn vader groeide op in een dorpsgemeenschap. Gemeenschapszin, dat kenmerkte hem. Hij maakte schoon in de kerk. De kerk waar hij wekelijks kwam, al vanaf zijn prille jeugd. Speelde bij fanfare “Vlijt en volharding” in een naburig dorp. Maar bovenal had hij een grote liefde voor de natuur, en bracht op ons, zijn kinderen, deze liefde over.

Ziek

Toen mijn vader ziek werd, was hij al bijna 80 jaar oud. Het ging toen nog niet om een ‘ernstige aandoening’, maar om hevig ‘kwakkelen’; een longontsteking met ziekenhuisopname. Een hevige mate van gordelroos, inclusief pijnbestrijding. Uiteindelijk een aorta operatie. Hij knapte hiervan niet meer werkelijk op. Zijn conditie had een gigantische terugslag gekregen. Hij liep wankelend en werd steeds vergeetachtiger. Als “kind-van” wen je hier op den duur aan. Het proces van kwakkelen, tot aan een tumor in de darmen, duurde uiteindelijk 6 jaar – tot aan zijn dood.

Tot op het aller, aller laatste moment was mijn vader in zijn -letterlijke- omgeving geïnteresseerd. “Kijk, een schuur”, wees hij mij tijdens zijn verblijf in het hospice. Of, “kijk Robin (zijn kleinzoon), een gans met jongen” wijzend naar de ganzen buiten (een maand voor zijn overlijden).

Overlijden

Ik heb mijn vader zien sterven. Samen met mijn moeder was ik erbij aanwezig in een lieflijk “sterfhuis”, zoals mijn moeder het wrang typeert, maar wat eigenlijk natuurlijk een hospice is. Letterlijk 5 minuten voordat mijn vader overleed, arriveerde ik pas. Ik had het onderschat toen mijn moeder me ’s ochtends belde ‘dat het nu echt heel slecht ging met papa’. Uiteindelijk belde het hospice mijzelf ’s middags; toen pas kon ik mij echt losmaken van m’n werk en haastte me naar het hospice. Net “op tijd”. Hoewel; hoe ‘fijn’ is het om iemand werkelijk de “laatste adem” te zien uitblazen. Niet fijn. Maar toch had ik het niet willen missen, omdat mijn vader me -binnen zijn beperkte mogelijkheden- op zijn manier nog “groette” toen ik binnenkwam. Hij was niet alleen. Mama en ik waren er voor hem. En dát, dat is dus belangrijk. Je bent erbij voor je geliefde die overlijdt; niet (althans, ik niet) voor jezelf/mezelf.

Besefte hij het, dat hij in een hospice lag “om te overlijden”? Ik hoop het niet. Mijn vader wilde NIETS met de dood van doen hebben. Daar spraken we ook helemaal nooit over. Het alledaagse, daar sprak ik met hem over tijdens de talloze ziekenhuis bezoeken. Een maand voordat hij overleed (en weer in het ziekenhuis), gaf hij aan dat als het “zo bleef” (zijn “gezondheid”), hij nog best een “poos” doorwilde en “tevreden” was. De dood, dat was er niet. Dat bestond niet. Hij heeft wel eens gezegd ‘vroeger overleden je tante’s en ooms, nu overlijden broers en zussen’; zo verschuift het leven zich inderdaad.

Toen mijn vader overleed voelde ik nauwelijks verdriet. Ook geen berusting. Ik voelde eigenlijk weinig; hooguit enige weemoed. Inmiddels is het meer dan een half jaar geleden en pas nu voel ik zo nu en dan verdriet. Een merkwaardig fenomeen. Is het de gewenning aan een zieke vader? Is het vanwege zijn hoge leeftijd (84 jaar) waardoor acceptatie is ingetreden alvorens hij zelfs overleden was? Het rouwdagboek wordt vervolgd. Ik hoop dat ik hiermee rouwenden, of nabestaanden ergens kan helpen wanneer zij zelf met de vraag kampen “waarom voel ik geen, of nauwelijks, verdriet – en kan dit nog komen?”. Ikzelf zit midden in dit proces en vraag mij af hoe zich dit ontwikkelt. Want door het gebrek aan “rouw”, stel ik mijzelf ook regelmatig de vraag ‘was onze relatie eigenlijk wel zo goed als ik altijd gedacht heb?’ Ook dergelijke vragen dringen zich op.

Meer: overpeinzingen